ARCHIEF OUDERE BLOGS


Opwekking al of niet op Pinksterconferentie 2023

Ook dit jaar werd de Pinksterconferentie 2023 Opwekking met 53000 bezoekers (zie R. D. 30 mei) een groot succes genoemd. Nog nooit kwamen er zoveel mensen naar Opwekking. Naar verluid confronterende preken, indrukwekkende aanbidding, eenheid ondanks diversiteit én een historisch slotconcert: het kwam allemaal voorbij. In elke tent klonk een weekend lang het evangelie van Jezus Christus en werd er gesproken, gezongen en gejubeld over de uitstorting, het werk en de vervulling van de Heilige Geest.

Tienduizenden mensen bezochten op zondag de conferentie en vierden in de ochtend heilig avondmaal in de grote tent. Vertegenwoordigers van kerken in Nederland en België baden en vierden samen avondmaal. De afsluiting van Opwekking zou indrukwekkender zijn geweest dan ooit. Het traditionele slotconcert op maandagmiddag betrof dit keer namelijk Black Gospel Worship waarbij het dak eraf ging.

Heeft deze Opwekking wat te maken met een Bijbelse opwekking? Dat is de vraag, als Thijs van den Brink in een EO -programma de 53000 bezoekers van Opwekking afweegt tegen de ‘leegloop van kerken vandaag’. Een vraag die temeer klemt als we bedenken dat ook jongeren en ouderen uit onze kerken voor dit evenement vatbaar waren.


Echt en onecht

Een ‘revival’ (herleving) is een geestelijke opwekking. Volgens een christelijke encyclopedie “veronderstelt een revival een geestelijke dorheid en doodsheid, hetzij in of hetzij buiten een bepaalde kerk en bedoelt een massale bekering; een te voorschijn treden van geestdriftig geloof en van krachtige lust om God te dienen. Geestdriftige opwekkingspredikers preken de eis van persoonlijke bekering. Met de zonde dient radicaal gebroken te worden, en van nu voortaan zal God in het gehele leven worden gediend. Massaal komen zondaren onder een dikwijls hartstochtelijke prediking tot bekering”

In de gehele kerkgeschiedenis is er sprake geweest van dergelijke opwekkingen. We beperken ons tot de tijd van de Reformatie, die in zeker opzicht al een opwekking kan worden genoemd. De meest bekende onder ons zijn dan wel de ‘revivals’ in Engeland in de achttiende eeuw onder predikers als George Whitefield en de gebroeders John en Charles Wesley en het ‘revival’ in Amerika (Nieuw Engeland) onder Jonathan Edwards. Daarnaast heeft Schotland vele eeuwen lang grote ‘revivals’ gekend. Deze mogen vrij sterk calvinistisch gestempeld worden genoemd. Maar niet alleen daar, ook in Australië, Korea, Zweden, Noorwegen en in Duitsland kwamen ‘revivals’ voor. Ook Nederland heeft dergelijke verschijnselen gekend (Nijkerkse beroeringen). Verwant hiermee is weer het Réveil, dat in Zwitserland en Frankrijk ontstond in de negentiende eeuw.

De ‘revivals’ brachten soms het zuivere Evangelie en bezielden de dorre kerk met nieuw leven. Dikwijls traden er echter ook pathologische (ziekelijke) verschijnselen op, en verliep de beweging in dwaling en buitensporigheden. Niet altijd konden de ‘revivals’ de toets van de Schriftuurlijke kritiek helemaal doorstaan. Een stuk waarachtige vroomheid ging dan vaak ten koste van de band met de kerk, die of gerekt werd of helemaal verdween. In het laatste geval werden de sectarische trekken dan wel heel duidelijk. De Geest werd overbenadrukt ten koste van het Woord. Vandaar dat we het doorgaans negatief dienen te beoordelen wanneer het ‘revival’ uitliep op radicalisme en separatisme. Al doen we dit dan vaak met pijn en met begrip.

Ook vandaag zijn er allerlei opwekkingsbewegingen, van meer of minder Bijbels gehalte. Eén ding hebben ze gemeen: de kerk is zoal niet dood dan toch wel heel erg koud en dus weinig inspirerend. Het moet allemaal eens een keer helemaal opnieuw aangepakt, beleefd en beleden (d.i. gedaan) worden. Dat we dan zo’n twintig eeuwen kerkgeschiedenis achter de rug hebben, is daarbij niet zo heel erg belangrijk meer. Men begint met een reformatorisch élan, maar men mist de breedte en de diepte van een kerkelijke reformatie. We denken dan aan de vele vormen van evangelische bewegingen in en buiten de kerk.in ons land. Deze doorgaans uit Amerika overgewaaide bewegingen vinden veel aanhang onder de aan drugs- en seks- verslaafden, voornamelijk in de grote steden. Andere verschijnselen zouden te noemen zijn. Allen gedreven door hetzelfde ‘vuur’: het opnieuw beleven van het christelijke geloof, als het moet - en in sommige gevallen : liefst! - ten koste van de kerk als instituut. En hier rijzen onze bezwaren levensgroot!

Kunnen en mogen we naar een opwekking verlangen? Het antwoord dient bevestigend te luiden. Een geestelijke opwekking is een broodnodige zaak. Maar dan wél kerkelijk! Een geestelijke opwekking van de kerk, binnen de kerk en door de kerk. En dan een opwekking door de Geest! En niet door een bepaald soort methodisme, op welke kerkelijke of wereldse leest ook geschoeid. Want onze methoden, hoe goed ook bedoeld, rieken naar vlees. En daarmee heeft de Geest niets van doen. De Geest laat zich niet vangen of binden door methoden, systemen, schema’s of kerkelijke politiek. De Geest is vrij. En de Geest werkt geestelijk. De enige band van de Geest is het Woord. En het Woord is verbonden met de kerk. Daaraan dankt de kerk haar ontstaan, én aan de Geest (vgl. H.C. Zondag 21). Zo zijn Geest, Woord, kerk en prediking nooit van elkaar te scheiden. God zij dank! Zal er van een geestelijke opwekking sprake zijn, dan is de Geest er, en het Woord en de kerk én de prediking. En als we kerk zeggen dan zeggen we ook instituut, want in het Oude Testament is het verbond geen ideële, maar een reële, geen abstracte, maar een concrete zaak. Zo ook ten aanzien van de vervulling in het Nieuwe Testament. En als we kerk zeggen, dan zeggen we ook ambt, prediking en sacrament. Vandaar dat de Geest zich ook, in afgeleide zin, bindt aan de kerk, het ambt, de prediking en het sacrament. Een geestelijke opwekking? Graag! Maar dan kerkelijk. En dan een geestelijke opwekking van de kerk van de Hervorming, in al haar verscheurdheid nochtans de eigenhandige planting van God in ons land.

De Geest werkt onwederstandelijk. Niet te weerstaan. Jawel! Maar op de wijze van de Vader en op de wijze van de Zoon. Op de wijze van het Woord! Want de Geest is de Heilige Geest, de Geest van God! Luther heeft gezegd: “De leer van de rechtvaardiging door het geloof is het artikel waarmee de Kerk staat of valt.” En Calvijn voerde in zijn theologie het adagium: ‘simul iustus et peccator (tegelijk rechtvaardige en tegelijk zondaar).’ Daarmee is volgens de Reformatie de christologie (de leer aangaande Christus) bepalend voor de pneumatologie (leer aangaande de Geest). Maar de huidige aandacht voor het werk van de Geest gaat verder. En daarmee te ver, zeg ik dan, omdat ze geen moment los verkrijgbaar is van de christologie. Want de Geest zou immers van zichzelf niet spreken? Het gevaar bestaat dat men vandaag met bovengenoemde overweging zijn plaats inneemt te midden van de geestdrijvers door de eeuwen heen! Waar de Reformatie vandaag niet verstaan wordt, daar zoekt men compensatie in de heiliging. Jawel, maar dan niet als zou de terugkeer tot de theologie en de prediking van ‘de rechtvaardiging van de goddeloze’ binnen de kortste keren een welbegrepen en vervolgens gepasseerd station zijn! De eigenlijke rechtvaardiging heeft men dan nooit wezenlijk gekend of zelfs maar vérkend. Inderdaad, het gaat met Pinksteren om een geestelijk verstaan van een en ander.



De waarheid over de vrouw in het ambt


Het gaat in de kerk om de waarheid zoals die aan het licht gekomen is in Jezus Christus, het Hoofd van Zijn Kerk en de Bruidegom van Zijn bruidsgemeente. Deze waarheid is ook bepalend ten aanzien van het kerkelijke standpunt van de vrouw in het ambt. En die waarheid komt metterdaad aan het licht in de actuele bediening van de verzoening. Het gezag van de Schrift is daar en dan gezaghebbend aan het Woord. Daarbuiten is er mist of wordt er een mistgordijn opgetrokken.


In de traditie van de kerk der eeuwen zal dan de lijn van en met het Schriftgetuigenis doorgetrokken worden, indien de kerk vandaag kerk zal zijn. De theologie van kerkvaders en reformatoren zijn daarbij oriëntatiepunten en ijkpunten. Gevreesd moet worden dat de aansluiting hierop momenteel minimaal en marginaal moet heten. En als dit zo is, dan treedt er kortsluiting op met het getuigenis van de kerk op kruispunten in de geschiedenis. Het blijken uitgerekend die kruispunten te zijn waarop het kruis van Jezus Christus exclusief stond opgericht, waardoor de kerk in het betrokken tijdsgewricht werd verlicht. Kortsluiting met deze hoogspanning geeft ongelukken. Als in den beginne, toen Eva viel voor de verleiding van de satan. En toen Adam in haar spoor ging. Die ongelukken komen er juist wanneer de band met de kerk der eeuwen minimaal of marginaal moet worden genoemd. Er is dan geen sprake meer van een doorlopende lijn, maar van kromme wegen en omwegen waarop en waarlangs de kerk niet tot haar doel komt in de verheerlijking van God (gloria Dei), maar in de verheerlijking van eigen inzichten. Ongelukkigerwijze heeft men dan vaak de schijn mee, maar niet bij het schijnsel van Schrift en belijdenis. Rationeel is er dan veel aannemelijk gemaakt, maar zo ook onschadelijk gemaakt en daarmee beschadigd. Waar de vrome mens zich profileert, regeert God niet meer in Zijn genade alleen. En deze laatste krijgt altijd wonderlijker wijze gehalte en gestalte in de theologie van de Reformatie. De hedendaagse moderne theologie vertoont daarbij vergeleken vele trekken van een religieus rationalisme. De zaken zijn doorgerekend en berekend tot op een uitgerekend verstandelijk bevattingsvermogen van de vleselijke mens. En de houdbaarheidsdatum van de laatste duurt niet tot in eeuwigheid.


Gevreesd moet worden dat we grotendeels en in grote delen van de kerk alleen nog in naam gereformeerd zijn en heten, maar in werkelijkheid al lang zijn gedeformeerd. Onze rationele denkbeelden aangaande God en Zijn genade zijn in feite door de Reformatie al tegelijk met de toenmalige beeldendienst afgeschaft en opgeruimd. Het moet ronduit tragisch en dramatisch worden genoemd dat de beeldendienst in de kerk vandaag heeft plaats gemaakt voor de beeldendienst van eigen denkbeelden in de kerk. De kerk als zodanig ontvangt daarbij goddelijke eer, terwijl ze realiter bestaat uit goddelozen die gerechtvaardigd zijn en worden uit genade alleen, waardoor alle eer toekomt aan God.


Waar zijn vandaag de geheiligde persoonlijkheden op kansel en katheder die het alleen en uitsluitend gaat om de eer van God?! Luther en Calvijn zijn en blijven in dit perspectief indrukwekkend. En zo velen na hen, als Ds. G. Boer en Ds. W. L. Tukker, om maar enkelen te noemen. Waar echter de zalving wordt gemist, mist men wezenlijk in theologie en prediking de aansluiting op dit rijke verleden in het heden. Dan is de waarheid wezenlijk in het geding.

En waar de bronnen van Schrift en belijdenis verstopt lijken te zijn, daar gaat men deze vaak opnieuw aanboren. Gezichtsbedrog en koersbepaling wedijveren om de voorrang, om tenslotte elkaar aan te vullen en tenslotte elkaar in te vullen. De verwarring en de kerkelijke verwarring zijn daarmee compleet. Jawel, reformatorisch boven alles! Al lijkt het er zelfs niet op en al lijkt het eigenlijk nergens naar. Maar daar hebben we dan ook weer genade voor nodig, en dat vergoedt veel. Hoewel niet alles! Of eigenlijk niets, goed beschouwd. Voor dit laatste is visie nodig, die van de Reformatie. Allerlei theologische en kerkelijke visies worden ten beste gegeven en vervolgens te berde gebracht om enerzijds de aansluiting op de eigen kerkelijke koersbepaling en anderzijds op het huidige moderne denken vooral niet te missen.


En het schijnt daarbij maar niet tot ons door te dringen dat we de boot op de wateren van vrije genade al lang hebben gemist. De waarheid laten we dan maar even in het midden. Want we zijn nu eenmaal niet rechts en niet links, maar eigentijds. De eeuwigheid staat dan wel op het spel, indien zij ooit in het spel is geweest. Verwarring en verstarring bepalen elkaar nu over en weer. Terwijl niemand er meer wijs uit kan, laat staan er wijzer van wordt. Tenzij de waarheid uiterst persoonlijk aan het licht komt in de bediening van de verzoening.

Alleen vanuit de oriëntatie op de Reformatie zal de prediking de enige constante factor zijn in de continuering van het heil van geslacht op geslacht in de geschiedenis van de kerk der eeuwen. Alleen vanuit deze prediking constitueert de Kerk van de Hervorming zich als waarlijk katholiek. Over de waarheid gesproken in de ware kerk.




Beginsel van de eeuwige vreugde of transcendentieverlies

Waarom is het gereformeerde denken en preken vandaag vaak zo afgeplat en grijs geworden? Zoiets als theologiebeoefening en prediking op een vierkante meter! Het antwoord moet zijn dat de huidige theologiebeoefening en prediking in hoge mate het daartoe vereiste transcendente denken missen. Zij vervluchtigen omdat zij vluchten voor de eeuwigheid. Het Barthiaanse denken heeft diepere sporen nagelaten dan wij voor waar willen hebben en houden.

Bedoelde transcendentie is het overstijgen van de schepping. In eerste instantie is dit een eigenschap van God en is dan tegengesteld aan immanentie, waarbij God onlosmakelijk aan de schepping is verbonden. Daarnaast is transcendentie het op mystieke wijze ondervinden van het bovennatuurlijke, waarbij mensen ervaringen hebben die hen boven de gewone werkelijkheid uittillen.

De Heidelbergse Catechismus belijdt in Zondag 22 het beginsel van de eeuwige vreugde, dat ik in mijn hart gevoel. En dan gaat het om de troost die wij scheppen uit het eeuwige leven. Dit wordt beleden met het oog op dood en opstanding. Kennelijk gerelateerd aan de enige troost in leven en sterven van Zondag 1.

Waarom staat bedoelde theologie en prediking niet midden in de wegstervende wereld van vandaag? En is dit niet de oorzaak van de sterk om zich heen grijpende secularisatie of ontkerstening? Een ontkerstening die blijkbaar begint in de kerk, waar tallozen gaan vluchten voor levenloze woorden en bewoordingen, die de hemel niet het hart indragen omdat ze zelf ‘hemel-loos’ geworden zijn. Want in de Schrift is het hart immers de plek van het kennen, meer dan het verstand. In ons hart doen we een dubbele ervaring op. Daar wordt de eeuwige vreugde in beginsel al gekend en daar ervaren we onze volstrekte ontoereikendheid om dit nieuwe geheel en al te overzien.

Momenteel is er sprake van een doorlopend transcendentieverlies vanwege mogelijk chronisch bloedverlies in de bediening der verzoening. De woorden zijn er nog wel in theologie en prediking, maar de beleving of ervaring daarvan wordt grotendeels gemist. Zo mist ‘het scheepje onder Jezus hoede’ de boot door de huidige generaties heen. ‘Het zegt mij niets meer’ wordt een synoniem voor ‘God zegt mij niets meer’, omdat de gereformeerde theologie en prediking nauwelijks nog gedragen worden door het transcendente element van het gevoelen van het beginsel van de eeuwige vreugde in het hart. Het gevoelen daarvan wordt zelfs systematisch verdacht gemaakt. Maar wie deze eeuwige vreugde niet gevoelt, verdwijnt op den duur en voor eeuwig. Een gevoelig verlies! Tijd om ons te bekeren vanuit de hemel in wedergeboorte en geloof naar de hemel toe. Want het verstandsgeloof laat na de ware grond van het weldoen op te merken (Ps. 36 : 1).


Genderideologie logisch gevolg van denken zonder God


Over het algemeen genomen is God geen factor van betekenis meer in onze Westerse samenleving. God is feitelijk voor mensen van de eenentwintigste eeuw afwezig. Een vroegere binding aan de christelijke traditie moest haar plaats afstaan aan seculiere vrijheid en humane verdraagzaamheid. Daardoor ontstond een neutraal vacuüm waarin de mens het zelf voor het zeggen kreeg. En wat hij te zeggen had wordt zichtbaar in een stroom seculiere literatuur waarin de laatste sporen van het christendom bewust, en onder ons mogelijk onbewust, geëlimineerd worden. In de praktijk bleek dit lange tijd een desillusie te zijn. Veel ideologieën kwamen en gingen ook weer. Heilzaam bleken ze allerminst. Vandaar dat een gevaarlijke levensbeschouwelijke leegte kenmerkend is geworden voor onze Westerse samenleving. Sinds de secularisatie van het leven hebben ontbindende krachten vrij spel. Momenteel heeft de genderideologie onder ons alle aandacht, ook in de kerk. Want je moet toch serieus in gaan op de vragen die vandaag spelen. Dan ben je in ieder geval wetenschappelijk verantwoord bezig.


De ontkerstening van ons land en van onze Westerse cultuur zeggen velen ter harte te nemen. Het wordt gezegd met zoveel woorden in onze christelijke en zelfs reformatorische media. Soms zelfs in preken. Diverse columns geven vaak te denken. Over het geheel genomen echter gaat het ons niet echt aan het hart. Maar worden we zelf meegenomen door het seculiere denken, om ons subtiele narcisme ruim baan te geven en aldus te legitimeren. De positie van man en vrouw moet dan nodig herzien worden. Vooral Bijbels natuurlijk, want we zijn Bijbelse christenen. Eventueel verzetten we daarvoor de Bijbelse bakens. En dit kan, want wetenschappelijk kan er veel. Aldus de dusgenaamde wetenschap.


Ondertussen raakt dit wél het hart van het gereformeerde belijden. Gevreesd moet worden dat het in wezen en in werkelijkheid meer gaat om het belijden van religie vandaag dan om de religie van het belijden in onze tijden. Uiteraard bedoelen we met het laatste het belijden van de Kerk der eeuwen. Geconstateerd moet worden dat dit belijden is gaan lijden aan bloedarmoede. Immers de bloedcirculatie van het bloed der verzoening van de Heere Jezus Christus, als het Hoofd van Zijn gemeente, stagneert hier op vitale punten. Het heeft alles van doen met een wezenlijke verschuiving in het belijden ten aanzien van de theologie en prediking van de Reformatie in de zestiende eeuw, zoals deze voornamelijk zijn verwoord door Luther en Calvijn. Een zeker reformatorisch belijden in leer en leven maakt zich nu zo breed mogelijk, maar verliest wezenlijk terrein. Een sterk gereduceerd gehalte aan christelijke godsdienst neemt momenteel op een aangrijpende wijze de plaats in van de vitaliteit van het belijden van de Reformatie. Ook mede daarom zo aangrijpend omdat hier doorgaans geen oog voor is. Ondertussen doet de seculiere ontwrichting van kerk en maatschappij op een subtiele wijze zijn vernietigend werk.


Het is onthullend te moeten vast stellen dat de secularisatie of ontkerstening van ons land niet van de wereld naar de kerk toe komt, maar dat zij nadrukkelijk van de kerk uitgaat naar de wereld om ons heen. Dit kan zelfs de zogenaamde gereformeerde wereld zijn. Traditioneel gezien mag Gods Naam nog een tijd worden genoemd, maar in werkelijkheid is er voor Hem in de cultuur en in de maatschappij geen plaats meer. God wordt gemanipuleerd naar het privéleven van het ‘ik vind, en dus is het zo’. Dit is ondertussen wel het wezen van de secularisatie. En deze privatisering begint onder hen die zich vandaag ‘reformatorisch’ noemen. Gevreesd moet worden dat ook onder hen, en zo onder ons, God gaat verdwijnen. Wat er dan over blijft is humanisering in de vorm van een vergulde secularisering. De muren van de kerk in ons land staan dan net zo lang overeind tot de muren van dit ‘Jericho’ definitief instorten. Mogelijk na een tussenfase, die de vorm aanneemt van een mozaïek. Maar die veelkleurige vormen bleken namelijk niets van doen te hebben met de veelvuldige wijsheid van God (Efeze 3 : 10). Kerk in Nederland let op uw zaak!




Dr. G. A. van den Brink ontspoort


Dr. G. A. van den Brink keert zich tegen de min of meer gesystematiseerde visie op de heilsweg die hij breed in de gereformeerde gezindte meent aan te treffen. Daar zou volgens hem het rationalisme of de verstandelijke doordenking en ordening theologisch wanorde hebben gebracht. Met zijn bedenkingen is op zich niks mis, ware het niet dat hij in dezelfde fout valt als waar hij de bedenkers van het verdachte verschijnsel van beticht. Jawel, een exclusief rationele of verstandelijke doordenking. Ik mis bij hem in hoge mate een spirituele doordenking van de orde van het heil en de dienovereenkomstige toepassing (applicatio salutis).


Van den Brink stelt: “Wij moeten geloven wat God zegt, omdat God geloofwaardig is”. Ik zit te kijken naar dat woordje ‘moeten’, want dat vertrouw ik niet. Komt daar wetmatigheid of methodisme om de hoek kijken? Want hoe weet hij dit, dat God geloofwaardig is? Bij God vandaan of via een louter verstandelijke kennis? Bij dit laatste haak ik wezenlijk af. Is hier toch sprake van wetticisme, dat hij zelf wil bestrijden? Het zou zo maar kunnen.


Vervolgens stelt Van den Brink: “Als God tot ons spreekt in het evangelie, wordt geloven mogelijk. Want als wij Hem niet horen, zullen we ook niet gaan geloven”. Op zich niks mis mee, maar dit horen is wel een gekwalificeerd horen. Door de Heilige Geest! “Hoor en uw ziel zal leven (Jesaja 55 : 3)”. Ik mis dit pneumatologische accent zeer, dan wel wezenlijk.


Van den Brink neemt het op voor de prangende vraag van de kerkganger: ‘Hoe kom ik aan het geloof’? Hoe prangend is dat? Eigenbelang of de eer van God? Graag meer onderscheidend formuleren vanuit een trinitarische benadering! Het tijdgeloof ligt hier zo maar op de loer, en verslaat ondertussen zijn duizenden.


In verband met deze theologische benadering van Dr. Van den Brink het volgende. In zijn recente publicaties neemt het woord ‘aannemen’ een doorslaggevende plaats in. Maar dit belangrijke Bijbelse woord neemt bij hem geen Bijbelse en gereformeerde plaats in. Want Joh. 1 : 11 - 13 geeft ons een alomvattende definitie van dit woord: “Hij is gekomen tot het Zijne, en de Zijnen hebben Hem niet aangenomen. Maar zovelen Hem aangenomen hebben, die heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven; welke niet uit den bloede, noch uit de wil des vleses, noch uit de wil des mans, maar uit God geboren zijn”. In dit voorwoord (de Johannesproloog) op het verdere evangelie van Johannes blijken dit de ‘tollenaren en zondaren’ te zijn, die Hem aannemen. Zij zijn ‘uit God geboren’ (vs. 13). Dus wederom geboren! Dat aannemen vindt dus plaats vanuit de wedergeboorte. Daar ligt het accent op, en niet op het aannemen als zodanig. Als voorspel op de rechtvaardiging van de goddeloze (heidenen) in de Romeinenbrief. Wie deze Bijbelse grondlijnen veronachtzaamd, verdwaalt hopeloos.


Om bevrijd te worden van het rechtvaardig oordeel van God over de zonden is het van groot belang dat zonden worden beleden: “Als wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid” (1Joh 1:9).


Daarmee is het bezwaar van Dr. G. A. van den Brink tegen een zijns inziens gesystematiseerde heilsweg in de gereformeerde gezindte praktisch weerlegd. Omdat hij eerst van de drieslag ‘ellende – verlossing – dankbaarheid’ (zie Heidelbergse Catechismus) een rationalistische (verstandelijke) karikatuur maakt. En deze dan op een navenante wijze benadert, omdat bij hem het trinitarische element (d.w.z. het onderscheiden werk van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest) ten enenmale ontbreekt. In de gereformeerde prediking dient het ‘horen’ dan ook pneumatologisch (d.w.z. door de werking Heilige Geest) bepaald te zijn. De verkiezende God, en niet de kiezende mens, bepaalt of er geloof is of niet. Daarom zijn de Dordtse Leerregels één grote onderstreping van het genadekarakter van het geloof. Daarbuiten is er sprake van tijdgeloof of schijngeloof.


En omdat het onderscheidend element ontbreekt, werkt deze in feite ‘algemene verzoening’ bij Dr. G. A. van den Brink een zeer oppervlakkig zondebesef in de hand. Christus heeft immers je zonden al gedragen? Je hoeft het alleen maar aan te nemen, je hoeft het alleen maar te geloven. En dan wordt dit ‘aannemen’ verabsoluteerd, want immers losgemaakt uit de context dan wel het verband waarin het staat. De noodzaak van belijdenis en berouw verdwijnen dan heel gemakkelijk naar de achtergrond. Dordt wees deze leer af en stelde daar tegenover de ‘particuliere verzoening’, in navolging van Calvijn.


Zonder de algemene verzoening met zoveel woorden (expressis verbis) te belijden kan er in de prediking toch een trend in die richting ontstaan, omdat het onderscheidend element (vaak) ontbreekt. Dit gevaar is niet alleen bij Van den Brink, maar alom tegenwoordig in de huidige gereformeerde gezindte.


Het merkwaardige is dat sommige kerken in de Reformatie praktisch hetzelfde zeggen met betrekking tot het zogenaamde aanbod van genade. Ze hebben de prediking van de genade geheel uit de Schrift losgemaakt in plaats van deze rustig te laten liggen in de bedding van het Woord. Als het aanbod van de genade losgemaakt wordt van de Schrift dreigt er een nieuwe wet, een variant op de evangelische nadruk dat je nu moet beslissen. De reformatorische opvatting is echter dat wij niets hoeven te doen, maar dat God heden wat met ons doet. De verzoening wordt bediend in plaats van aangeboden. We hebben niets aan te bieden. We zijn geen aanbieders maar uitdelers van de genade (1 Petrus 4 : 10). Daar zullen we voor vallen of óver vallen!


Vandaag is de kwestie van het ‘aannemen’(G. A. van den Brink) weer volop aan de orde. Maar het aannemen zit in de bediening van het Woord. Ook dat geeft God. Hij geeft wat Hij eist. Hij verlicht het verstand en vernieuwt de wil. Waarom de een dan wél en de ander het Woord níet aanneemt, dat behoort tot een spanningsveld in theologie en prediking, dat we niet verstandelijk kunnen doorlichten, zonder deze heilige en heilzame spanning op te heffen en in feite op dood spoor te manoeuvreren dan wel te manipuleren.

Dr. C. A. van der Sluijs



De wedergeboorte als oorzaak van het geloof


“De wedergeboorte is een oorzaak van het geloof, maar deze oorzaak maakt het geloven zelf niet overbodig”. Aldus dr. G. A. van den Brink. En hij vervolgt dan: “Maar, als we alleen kunnen geloven wanneer we wedergeboren zijn, wat heeft het dan voor zin om te zeggen dat we mogen geloven of dat wij moeten geloven? Is dat niet zinloos, verwarrend en zelfs gemeen? Je zegt toch ook niet tegen een blinde dat hij mag of moet kijken? Je zegt tegen een verlamde toch ook niet dat hij moet gaan lopen? Als de onmacht van de mens om te geloven zo groot is, waarom zou je hem dan oproepen tot Christus te gaan en het bevel van geloof en bekering laten klinken”? Eerlijk gezegd schrik ik hier van. Want in de Bijbel wordt dit nu juist wél gezegd tegen een blinde en een verlamde! En dan gaat het om de geopenbaarde verborgenheid van en in de bediening der verzoening. Daarop krijgen we rationeel, dan wel verstandelijk, nooit vat. Het komt mij voor dat mijn collega hier het spiegelbeeld is van hen die hij kritiseert.

Het Woord van God is immers levend en krachtig en scherpsnijdender dan enig tweesnijdend zwaard en gaat door tot de verdeling der ziel en des mergs en is een oordeler der gedachten en der overleggingen des harten (vgl. Hebr. 4 ; 123). Het trekt ons inderdaad door merg en been! Doden worden levend en ‘levenden’ worden gedood. En als de ultieme mogelijkheid zich voordoet dat het Woord van de prediking ons geen nut doet, dan zit dit niet in het Woord, maar dan zit dat kennelijk in ons, omdat het met geloof niet was gemengd (vgl. Joh. 12 : 3 en Hebr. 4 : 2).

We horen ons levend aan het Woord of we ergeren ons aan ditzelfde Woord dood! (vgl. Hand. 7 : 54) Een en hetzelfde Woord is dan onder dezelfde prediking een reuk des levens ten leven of een reuk des doods ten dode (vgl. 2 Kor. 2 : 15v). Het zal gaan van leven tot leven en van kracht tot kracht tot in het eeuwig zalig leven, dan wel vanuit de dood tot de dood in de eeuwige dood. Te midden van dit krachtenveld slaat voortdurend de bliksem in van Gods genade als lichtflits van de toekomst van de Zoon des mensen, afwisselend doortrild van de donder van de Sinaï of doorademd met het suizen van een zachte stilte. Als een geschieden tussen hemel en aarde voltrekt zich de bediening der verzoening vanuit de hemel óp de aarde als zijnde het meest geladen spanningsveld in het ‘kort geding’ tussen God en mens. De tijd is immers voorts kort. Er is haast bij. En dit “haast u om uws levenswil”(vgl. Gen. 19 : 22) horen we alleen maar in de stilte van het heiligdom van de dienst der verzoening. Waar onze ziel stil wordt tot God en de atmosfeer zwanger is van het “Heere Jezus, kom haastig!”(vgl. Openb. 22 : 20).

Op geen enkele wijze is deze Evangeliebediening in overeenstemming te brengen met de rede. Zij gaat daar dwars door heen en daar ver boven uit! En daarom zal ze altijd op weerstand stuiten van het natuurlijke hart. En aldus wordt deze weerstand gemanifesteerd als opstand van de rede, die redelijkerwijze de dingen van het Koninkrijk van God nu eenmaal anders verstaat.

God spreekt en het is er en Hij gebiedt en het staat er! Zo staat het er bij en zo staat Hij er bij, en zo staat het er op en zo staan wij er op in en onder de bediening van de verzoening, waarbij we alleen maar kunnen opstaan of ondergaan. Onder bediening van Wet en Evangelie zijn er slechts twee wegen, en geen drie.

Ondertussen doen we allerlei pogingen om een derde weg te creëren. Men zou dit kunnen noemen: creatie en recreatie van beneden af. De HEERE is God of wij pretenderen het te zijn. En dit laatste voltrekt zich ongekend subtiel.

Gods verkiezende genade komt juist in en door de bediening der verzoening openbaar. En dit mag een openbaring op zich worden genoemd. De vrijmacht van God en de onmacht van de mens realiseren zich dan en daar in het antwoord van de mens op het Woord van God, waarbij en waarin de verantwoordelijkheid van de mens is gegeven, zowel positief als negatief onder de bediening der verzoening die ons is gegeven. En daaromtrent zijn harde gegevens niet verkrijgbaar, maar wel hóórbaar in en onder de bediening van het Woord in het kort geding tussen God en ons.

Want het geloof is als gave van God altijd uit het gehoor. Dit ‘horen’ brengt de menselijke verantwoordelijkheid in één Geestesadem met zich mee, waarin de mens antwoordt op het Woord van God. De rechte verantwoordelijkheid mag dan ook nergens anders gelegd worden dan in het ‘over en weer’ van Woord en antwoord. Nadrukkelijk moet daarbij worden gesteld dat de formulering en accentuering van de menselijke verantwoordelijkheid in enigerlei kwalificaties van de mens bezijden de waarheid, en dus uit den boze (!) is. De verantwoordelijkheid wordt Woordelijk op de mens gelegd onder de bediening van het Woord. En deze mens zal op Gods bevrijding reageren in toewijding of mijding. Soms zoekt hij het zwaard van de Geest te pareren door de ‘vrome mens’ te eren.

Het onderscheid tussen uitwendige en inwendige roeping mag de eenheid van de éne roeping nooit ontwrichten. De éne prediking gaat van deze onderscheiding niet uit, maar heeft deze blijkbaar en tastbaar en hoorbaar tot gevolg! Zo doende voltrekt de bediening der verzoening zich onder de hoogspanning van de eeuwigheid. Ontzaglijke en ontzagwekkende realiteit. Een werkelijkheid te midden van en niettegenstaande onze kerkelijkheid, waarin het vonkt van eeuwigheid tot eeuwigheid.

Verzoening door voldoening krijgt zijn beslag als gehoorde vrijspraak in het geding tussen God en onze ziel. Als een wonder van genade.



Ds. G. Boer verdedigde in zijn kerk klassieke verzoeningsleer

 

 

INTRO:

Binnen de Nederlandse Hervormde Kerk zette ds. G. Boer zich sterk in voor een onverkorte handhaving van de klassieke verzoeningsleer, zoals verwoord in de gereformeerde belijdenisgeschriften. Hij stemde in met Calvijn, waarschuwde voor Barth en houdt ons een spiegel voor.

 

Heel nadrukkelijk beklemtoont ds. Boer  –op 17 januari was het vijftig jaar geleden dat de markante predikant overleed– de plaatsvervanging. Hij ziet de spits van de verzoening door het bloed van Christus in de eerste plaats op God gericht. De realiteit van Gods toorn mag niet omspoeld en weggespoeld worden door de werkelijkheid van Zijn overweldigende liefde. De Schrift, zo benadrukt ds. Boer, kent het heen en weer van de toorn naar de liefde, van het gericht naar de vrijspraak. Vanwege deze Bijbelse accenten zag hij zich genoodzaakt om een minderheidsrapport over de verzoening bij de synode in te dienen.

 

Vervlakking

Enkele schetsen uit dit rapport doen ons hem kennen. Bij nader inzien blijkt volgens ds. Boer de grond van de zekerheid niet buiten de verzoening met God te liggen, maar juist er midden in. Vervolgens geeft hij een overzicht van de verzoening in de Vroege Kerk en de Reformatie. De Schrift spreekt over Christus’ dood als het offer voor de zonde, als de weg waarop de vrede gevonden wordt, als een uitdelgen van de schuld, als vergeving van de zonden.

In grote geschillen inzake de leer van de verzoening gaat het om de meest persoonlijke, bevindelijke ontmoeting met God, Die doodt en levend maakt, veroordeelt en vrijspreekt, doet wegzinken en doet opkomen, afsnijdt van onze oude levenswortel en inlijft in Christus. Ook bij de theoloog K. Barth zit hier de ”nervus rerum” (zenuw van alles). Gods toorn wordt omspoeld door Zijn liefde, zegt hij. Ligt hier niet de oorzaak van de grote vervlakking die de prediking –door Barth geïnspireerd– ook in ons vaderland gebracht heeft?, vroeg ds. Boer zich af.

In de nieuwe theologie worden de pezen van de reformatorische verzoeningsleer doorgesneden en wordt het kruis alleen het kenprincipe van Gods líefde. Dan is de prediking van de liefde van God er alleen op uit om wederliefde te wekken. Meer niet. Hier sterft de religie weg. De ontkerstening van ons land neemt toe naarmate deze prediking meer terrein wint. Wie de toorn van God niet ernstig neemt, neemt ook de zonde niet ernstig.

 

Evenwichtig

De verzoening gaat niet alleen van God úit (God gaf het offer), maar is ook op God gerícht (God eist het offer). Wij krijgen alleen via het gericht over ons leven deel aan de vrede van God in Christus. Op dit punt wijken hedendaagse gereformeerden af. Volgens hen is er een onomkeerbare wending van Gods toorn naar Gods liefde in ons persoonlijk leven en zijn wij met God verzoend door de dood van Christus. Maar ook dan, wanneer wij persoonlijk met God verzoend zijn, blijft er een bewogen omgang met God. Daarin is, zij het anders dan voorheen, sprake van een heen en weer van de liefde naar het misnoegen van God, en omgekeerd. Daarin is de verzoening door het bloed van Christus een blíjvende zaak, die in al zijn facetten steeds heerlijker gaat schitteren. Verzoening is erkenning van de rechtsorde van God. Deze rechtsorde wordt op Golgotha niet geschonden, maar ten volle gerespecteerd.

Daarom is alleen hij die in Christus is een nieuw schepsel. In Christus zijn betekent: Christus ingelijfd zijn, lid van Zijn lichaam zijn en daarom geheel door Hem geregeerd worden. Het betekent ook deel hebben aan de vruchten van Zijn werk, de ”unio mystica” (geestelijke vereniging) met Hem beoefenen en daarom bewust leven tot Zijn eer.

Calvijn laat nooit de gerechtigheid en de heiligheid van God in de liefde van God ondergaan, benadrukt ds. Boer. Hij laat de toorn van God niet door de liefde van God omspoelen en wegspoelen, maar handhaaft deze beide op een geestelijke en zeldzaam evenwichtige wijze.

 

Nodiging

De aanbidding vindt daar plaats waar God gezegd heeft: „Aldaar zal Ik tot u spreken” (Exodus 25:22). Dat is de plaats waar het alles druipt van het bloed van Christus. Enerzijds om de toorn van God te stillen, anderzijds om het geweten te reinigen van de dode en de boze werken, om de levende God te dienen. Dat is een gebeuren op Golgotha en een gebeuren in het hart. De Heilige Geest brengt dit offer in het hart door Zijn levende tegenwoordigheid.

De nodiging luidt: „Laat u met God verzoenen” (2 Korinthe 5:20). Dus niet: U bent verzoend, geloof dat. Het moet vandaag uitdrukkelijk gesteld worden dat dit niet waar is, omdat de Bijbel ons anders leert, aldus ds. Boer. En wanneer de prediking van de verzoening opgaat in een mededeling van een nieuwe stand van zaken, die uitgeroepen moet worden en die met geloof of ongeloof kan worden beantwoord, zonder dat dit iets verandert, dan is dat tegen de Schrift.


Kritische geestelijke verbondenheid

Het theologische denken en de prediking van ds. Boer zijn christocentrisch. Zijn christologie staat wel altijd in het kader van de Drieëenheid en wordt nauw verbonden met het werk van de verkiezende God en met de Heilige Geest.

In de worsteling om het belijden in het geheel van de kerk en binnen de Gereformeerde Bond heeft ds. Boer sporen getrokken, al waren het volgens sommigen ook wel eens smalle sporen. Prof. C. Graafland ging volgens ds. Boer wegen waarin hij hem niet kon volgen en die hij gevaarlijk achtte. Ook meende hij dat de verkiezing in de prediking binnen de Gereformeerde Bond niet zo overheersend was als Graafland geschetst had. De prediking van de verkiezende God diende tot verheerlijking van Gods genade en verdiende in zijn ogen veel aandacht. Ds. Boer toonde zich ook beducht voor de belangstelling hier en daar in de Gereformeerde Bond voor de theologie van Barth. Er zijn pogingen ondernomen om ds. Boer weer in contact te brengen met prof. Graafland.

Ook tussen ds. Boer en ds. L. Kievit ontstond enige tijd verwijdering. Die zou te maken hebben gehad met een gebrek aan openheid jegens critici binnen de Gereformeerde Bond. De verwijdering had echter wezenlijk te maken met het zicht op en de vertolking van de verzoening. Tussen beiden bleef intussen een intense band in geestelijk opzicht bestaan.

Met prof. Graafland en ds. Kievit veranderden de toonsoort en toonhoogte in de verkondiging enigszins. Het onderscheidend element was minder sterk aanwezig. Onbedoeld ontstond er een trend in de verkondiging richting de algemene verzoening.

Immers de ‘algemene verzoening’ werkt een zeer oppervlakkig zondebesef in de hand. Christus heeft immers je zonden al gedragen? Je hoeft het alleen maar aan te nemen, je hoeft het alleen maar te geloven. De noodzaak van belijdenis en berouw verdwijnen heel gemakkelijk naar de achtergrond. Dordt wees deze leer af en stelde daar tegenover de ‘particuliere verzoening’, in navolging van Calvijn.
Zonder de algemene verzoening met zoveel woorden (expressis verbis) te belijden kan er in de prediking toch een trend in die richting ontstaan, omdat het onderscheidend element (vaak) ontbreekt. Gesignaleerde tendens zet tot op vandaag heel subtiel door. Dit gevaar is alom tegenwoordig in de huidige gereformeerde gezindte.

Gevraagd zou kunnen worden hoe ds. Boer nu, vijftig jaar later, zou terugkijken op de ontwikkelingen in de Gereformeerde Bond. Het zou goed zijn ons met deze vraag diepgaand bezig te houden.

 

                  

 

Unieke prediking van Spurgeon vandaag


In gedachten zijn we op een zondag in de 19de eeuw in Londen in de kerk bij Charles Haddon Spurgeon. De prins der predikers verschijnt voor het voetlicht, omstraald met het licht van de hemel. Spurgeon is groot omdat hij zo klein is voor God. De liefde van God omsluit zoals iedere zondag de duizenden in de grote Metropolitan Tabernacle in Londen-Southwark. De duif van de Geest vliegt rusteloos af en aan van het speekgestoelte naar alle uithoeken op en onder de drie galerijen van het immense gebouw dat iedere zondag 5000 toehoorders bergt.

God doet wonderen, Hij alleen. En toch is daar ook een subtiele en manifeste verbondenheid met de prediker. Hij neemt tallozen ademloos gevangen om op te ademen in de gehoorzaamheid van Jezus Christus. De bewogenheid van God zindert in de prediker en krijgt zijn beslag over de samengepakte duizenden. Eeuwigheidspanning is voelbaar en bijna hoorbaar. Er gaat een sprake vanuit als antwoord op het spreken van God in de woorden van de prediker. Hier staat een prediker in wie de klanken van de Reformatie tot klinken komen met piëtistische ondertonen waarbij het getuigenis van de kerk der eeuwen de boventoon voert. Kinderlijke naïviteit en hoogbegaafdheid mengelen zich in de getuigende verkondiging van de prediker als een machtig klokkenspel, bespeeld door de grote Beiaardier in de hemel

Als er weer gepreekt zou worden in de geest van Spurgeon, zouden er opnieuw tallozen gezegend worden. Want de binnenkant van de secularisatie is de misère van de prediking vandaag. Voorspelbare prediking zonder de kracht van de genade heeft een eigen verzadigingsmoment. Daarna wenst de gemeente neurotisch bevestigd te worden in het eigen gelijk. En wenst men gelijk te blijven aan zichzelf, al zegt men uit te zien naar verandering. Positieve verandering in wedergeboorte en bekering komt van God als een wonder van Zijn genade. Op de wijze van de verrassing. Deze verrassing manifesteert zich door en in de prediking. Dan gaat het om prediking in betoning van Geest en kracht, waar God in is en waar de prediker als gezalfde van de Heere in is. De ruimte wordt gevuld met de heerlijkheid des Heeren en harten worden daarmee vervuld. In een eindeloze honger en dorst naar de gerechtigheid van Jezus Christus. En de velerlei vertroostingen van de Heilige Geest vermenigvuldigen zich als maar door.

Een machtig heimwee vult de kerkruimte en voert tallozen heen naar het eeuwig zalig leven. Afwisselend ziet de gemeente de heerlijkheid Gods en dan weer de zalving van de prediker in de bediening der verzoening. Deze vloeien in elkaar over zodat de aarde wordt meegenomen naar de hemel en de hemel op de aarde neerdaalt. Een machtige gloed van hemels vuur vervult harten en zinnen. En de lofzang stijgt naar boven: ‘Mijn God, ik zal U eeuwig loven, omdat Gij het hebt gedaan’.

Deze Geest-vervulde prediking richt armen op uit het slijk en plaatst hen naast prinsen en wereldgroten. Meer dan rijkdom en meer dan goud schitteren in de genadegaven van de Heilige Geest. Deze vervullen harten en levens van de hoorders zodat hun monden steeds overvloeien van Gods eer. Deze hemelse prediking ontrukt aan de ellende hier beneden en ontstijgt het leven van alledag om dit tot in alle hoeken en gaten te vullen met de heerlijke tegenwoordigheid van God.

De sleur van iedere zondag is voorbij en de harde kerkbanken nodigen uit om te gaan zitten aan de voeten van Jezus. Een en al oor ontgaat ons geen woord van God. Weer komt de prediker in ’t zicht met achter hem en in hem de heerlijkheid van God. Zijn persoonlijkheid doortrokken van de bediening der verzoening vervaagt weer om ten slotte niemand meer te zien dan Jezus alleen.

De zondag wordt een uitgaansdag naar de voorhoven van onze God. En vult zo alle dagen van de week met de liefelijke reuk van Christus. Het aroma van de hemel omgeeft onze levens. En als wandelende bijbels mogen we met ons leven anderen vertellen dat God goed is. Prediking wordt een ongehoord en ongezien verschijnsel, als ware het opnieuw Pinksteren: ‘Wat mag toch dit zijn?’. En de secularisatie wordt gaandeweg opgerold in het voortdurend ontrollen van het eeuwige evangelie vanuit de boekrol in de handen van een engel. Wat hier geschiedt, is volstrekt uniek. Een uniciteit van Godswege.

Een Spurgeon vandaag en de secularisatie verdwijnt als sneeuw voor de zon en doorbreekt alle kerkelijke grenzen. Want er zijn ook in ons land geen grenzen aan Jezus macht.